De caraat (karaat) is al een heel oud concept in de waardering van edelstenen en edelmetalen. De naam komt van Carobe of Johannesbroodboom, een boom met peulen die een chocoladeachtige smaak hebben. De zaden hebben een consistent gewicht en zijn daarmee heel geschikt om dingen te wegen.
Een van de uitdagingen van ons moderne monetaire systeem is dat geld ontkoppelt is van een tegenwaarde in de werkelijkheid. Vroeger was er de goudstandaard, maar die is gelijkelijkaan losgelaten. Slechts voor een klein deel is ons geld “gedekt” door een tegenwaarde in goud. Het is ook niet duidelijk wat de waarde van goud (of geld) nu is in termen van arbeid – uiteindelijk het enige waarvoor je geld ruilt.
Wat als we een “munt” hebben die rechtstreeks arbeid kan faciliteren? En hier komt het zaad van de carobe boom heel handig van pas: de caraat als munteenheid – tegelijk symbolisch en letterlijk. Een systeem gebaseerd op de regeneratieve productie van eetbare zaden, waarmee je je kan voeden, waardoor je arbeid kan leveren. Zaden die het kapitaal vormen waarmee je een opbrengst kan genereren waarvan je letterlijk kan eten.
Een paar kandidaat soorten borrelen op. Passend bij de streek van Eindhoven en omgeving denk ik dan meteen aan boekweit en vezelhennep. Beiden super foods, met een compleet pakket van essentiƫle voedingsstoffen, heel makkelijk te kweken en te bewaren. Paddenstoelen, geen zaad maar even goed heel makkelijk te kweken, is een goed aanvulling in het portfolio voor natuurkapitaal.
Het idee moet nog verder uitgewerkt worden, maar je ziet vast de potentie om het systeem te gebruiken voor het stimuleren van lokale economieĆ«n, versterking van biodiversiteit en ecosysteemdiensten en het herstellen van de koppeling tussen arbeid, economie en de “real world”.
Boeren als bankiers: een beeld waar we aan toe zijn?